Met het pijltje hier direct rechts boven ga je naar het volgende gedicht.
Wil je direct naar een bepaald gedicht?
Ga dan naar de reeks nummers onderaan de pagina.
Dit zijn links naar de gedichten in kwestie.
Kies daar welk gedicht je wilt lezen.
II L'AlbatrosSouvant, pour s'amuser, les hommes d'équipagePrennent des albatros, vastes oiseaux des mers, Qui suivent, indolents compagnons de voyage, Le navire glissant sur les gouffres amers. A peine les ont-ils déposés sur les planches, Que ces rois de l'azur, maladroits et honteux, Laissent piteusement leurs grandes ailes blanches Comme des avirons traîner à côté d'eux. Ce voyageur ailé, comme il est gauche et veule! Lui, naguère si beau, qu'il est comique et laid! L'un agace son bec avec un brûle-gueule, L'autre mime, en boitant, l'infirme qui volait! Le Poète est semblable au prince des nuées Qui liante la tempête et se rit de l'archer; Exil‚ sur le sol au milieu des huées, Ses ailes de géant l'empêchent de marcher. |
II De albatrosVaak pakt het scheepsvolk om zich te amuserenAlbatrossen, omvangrijke vogels van de zee, Die trekken als lome gezelschapsheren, Met het over de zilte kolken glijdende schip mee. Nauwelijks hebben ze hen gelegd op de planken, Of die koningen van het azuur, onhandig en verlegen, Laten deerniswekkend hun grote vleugels, die blanke, Als roeiriemen aan hun zijde de vloer vegen. Die gevleugelde reiziger, wat is hij links en krachteloos! Hij, daarnet zo mooi, wat is hij komisch en mismaakt! De één scherpt zijn snavel aan een snuifdoos, De ander speelt al hinkend een invalide die vliegen gaat! De Dichter staat met de vorst van het zwerk op één lijn Die de storm achtervolgt en lacht om wat schiettuig doet; Nu verbannen naar de bodem midden in het geloei van het jachtlatijn Beletten zijn reuzenvleugels hem zelfs het gaan te voet. |